Paardjesspel

Elke speler beschikt over vier paarden in zijn kleur die zo vlug mogelijk een parcours van 56 vakjes moeten doorlopen om uiteindelijk als eerste op vier van de zes beschikbare thuisvakken te belanden.

Om een paard in het spel te brengen, moet een “6” gedobbeld worden. Bij een volgende “6” mag de speler kiezen om ofwel een nieuw paard in het spel te brengen of om een reeds eerder geplaatst paard te verplaatsen. In ieder geval krijgt de speler nog een extra speelbeurt. Paarden kunnen worden geslagen indien een speler op een bezet vak eindigt.

In het Paardjesspel is de manier van eindspel behoorlijk anders dan in de andere varianten van Pachisi (Parcheesi, Ludo of Kimble). Een paard moet eerst eindigen op het laatste vak van het parcours (net voor de ingang van de zes thuisvakken). Vervolgens kan het alleen maar met een exacte worp op de vakken 1 tot 6 landen. Als vak 3 reeds bezet is kan geen enkel ander paard daar nog eindigen. In dat geval moet de speler maar iets anders dobbelen en verhoogt het risico dat zijn paard geslagen worden door medespelers. De spelregels zijn niet duidelijk of alle paarden zo ver mogelijk op de zes thuisvakken moeten eindigen. Ik interpreteer dat je je vier paarden op vier van de zes genummerde vakken moet zien te krijgen.

5 jaar